Hoe een jonge nar iets zei dat de wereld veranderde
Er was eens een vriendelijke koning.
Een wijze man, met vermoeide ogen.
Want zijn volk?
Dat maakte ruzie.
Over kleuren.
Over welke nou de beste was.
Rood was te fel.
Blauw te koud.
Groen te zweverig.
En paars… nou ja, paars was gewoon verdacht.
De koning hield van zijn volk.
Maar hij hield niet van ruzie.
Dus besloot hij het op te lossen.
Met kennis.
Hij riep zijn twee grootste geleerden naar het paleis.
Er kwamen er ook echt maar twee.
De eerste sprak plechtig:
“Majesteit, wit is de beste kleur.
Want wit stoot alle andere kleuren af.
Wit blijft zuiver.
Onaangetast.
Uniek.”
De tweede knikte bedachtzaam.
“Met respect, majesteit,
maar zwart is juist de beste kleur.
Want zwart neemt alle kleuren op.
Het is volledig.
Allesomvattend.
Volkomen waar.”
De koning werd er stil van.
Niet van ontzag.
Maar van vermoeidheid.
“Dit lost dus niks op,” mompelde hij.
“Ik wil geen partij kiezen.
Ik wil vrede in het koninkrijk.”
Uit pure wanhoop riep hij zijn hofnar.
Die wist altijd iets geks te zeggen waardoor alles lichter werd.
Maar de nar was overleden.
Een uur geleden.
Zijn zoon — een jongetje van een jaar of tien —
had uit verdriet de muts van zijn vader opgezet.
Hij wist niets van hofnarren zijn.
Zijn vader had hem alleen maar geleerd
hoe je goed moest spelen.
Maar nu stond hij daar.
Voor de koning.
Met die belletjesmuts op zijn hoofd
en een knoop in zijn buik.
De koning keek hem aan
en glimlachte flauwtjes.
“Zeg jongen…
jij weet vast niets van kleuren?”
“Nee, majesteit,” piepte het jongetje.
“Maar… als je toch zou moeten kiezen…
Welke kleur is dan de beste?”
De jongen dacht even na.
En toen haalde hij zijn schouders op.
“Waarom zou je kiezen?
Een regenboog doet dat toch ook niet?
Die vindt alle kleuren mooi.
Samen.”
Het werd stil in de troonzaal.
Heel. Erg. Stil.
De eerste geleerde kuchte.
De tweede keek naar zijn schoenen.
De koning knikte langzaam.
“Misschien,” fluisterde hij,
“is dat wel de grootste wijsheid van vandaag.”
En sindsdien,
als mensen in dat koninkrijk ruzie maken
over wat beter is,
fluistert er altijd wel iemand:
“Weet je nog… die jonge nar?
Van de regenboog?”
