Voor wie ooit iets voelde dat anderen niet zagen.
Op een zaterdagochtend zat ik een tekst te typen voor mijn leerlingen.
Het ging over aardig zijn, over vriendelijk communiceren.
Ik wilde het woord vriendelijk typen.
Maar mijn vingers schreven vriendelik.
Ik keek naar dat woord en moest ineens lachen.
Er zat iets speels in. Iets zachts.
En meteen dacht ik aan Balou. Mijn kat.
Die me altijd likte als ik verdrietig was.
Zijn tong was ruw, maar de bedoeling was zacht.
En ineens wist ik het:
Het was geen fout.
Het was een lik.
Een pootje uit een andere wereld.
Een zachte herinnering aan iets wat nog steeds bij me is.
Een week later las ik een tekst van een leerling.
Hij schreef: ik wilde gewoon wegrenen van alles.
Wegrenen.
Hij bedoelde wegrennen. Maar ik las wegrenen.
En ineens zag ik hem voor me — een jongen die niet alleen wil vluchten,
maar ook wil huilen terwijl hij vlucht.
Alsof zijn onderbewuste twee woorden samenvoegde tot één echte.
En laatst had ik een meisje in de klas.
Ze typte een tekst over haar opa.
Hij was overleden. Ze wilde schrijven:
“En toen was het einde.”
Maar ze typte: eiken.
Ze keek me aan. “Dat is raar,” zei ze. “Maar opa zat altijd onder die grote eikenboom.”
Ik kreeg kippenvel.
Zij ook.
Soms zegt taal iets wat je hoofd nog niet durfde te voelen.
Sindsdien geloof ik niet meer in taalfouten.
Ik geloof in boodschappen.
In andere zelven die via letters fluisteren.
En katten die via een typfout nog even hallo zeggen. Dus als jij ooit denkt dat je een fout maakt…
Kijk dan eens goed.
Misschien was het wel een lik.
Een herinnering.
Of een boodschap.
Van iets wat je diep vanbinnen al wist.
