Zoals Marco het me vertelde, op een dag dat hij zijn sok was kwijtgeraakt, maar zei dat het zo hoorde.Marco zegt dat sommige werelden niet ontstaan zijn…
maar gezongen.
“Er zijn wezens,” fluisterde hij, “die zingen werelden wakker. Geen hamer, geen gereedschap. Alleen toon.”
Hij keek me aan alsof ik dat allang had moeten weten
en trok zijn ene sok iets rechter — de andere was spoorloos.
Hij vertelde over zo’n wezen.
Een Maker.
Niet groot, niet klein.
Niet mens, niet dier.
Iets met een hart dat trilde als een stemvork
en ogen vol sterrenstof.
Die Maker zong een wereld tot leven.
Met bergen als bastrommels, bomen als harp,
en meren die je kon stemmen als een klankschaal.
Dieren kwamen vanzelf.
Ze sprongen zijn melodie in.
En zongen hun eigen toon erbij.
En toen…
kwamen de mensen.
Die kregen iets bijzonders: vrije wil.
En een zachte fluistering in hun hart:
“Alles wat leeft, leeft met jou. Eet het niet op, zing ermee mee.”
Maar ja.
Op een dag — waarschijnlijk op een dinsdag —
at iemand een dier.
Eerst één. Toen nog één.
Tot zelfs de kippen begonnen te fluisteren: “We zijn de kluts kwijt.”
De Maker keek toe.
Hij snapte er niks van.
Zijn wereld was bedoeld als lied,
niet als lunch.
Dagenlang (of misschien eeuwen, wie telt dat daar?)
dacht hij na.
En toen deed hij iets geks.
Hij sprong zijn wereld in.
Met maar één sok.
Want de andere was hij kwijtgeraakt tijdens de landing, zegt Marco.
Hij liep door bossen, over markten, door steegjes vol braadgeur.
Hij zei zachte dingen.
Over dieren met dromen.
Over trilling.
Over hoe het eten van angst je hart dof maakt.
De meeste mensen lachten.
Een paar gooiden friet.
Maar sommigen — vooral kinderen — luisterden wél.
Ze hoorden wat hij zei.
Ze lieten hun vork vallen.
Ze keken een koe in de ogen.
En één jongen gaf zijn boterham weg aan een eend.
Langzaam, héél langzaam,
begonnen de kleuren terug te keren.
Niet meteen hoor —
eerst een vlekje paars hier, een streepje geel daar.
Tot op een ochtend…
een regenboog verscheen.
Zomaar. Midden in de lucht.
Zonder storm.
Zonder belofte.
En precies daaronder:
een sok.
Van de Maker.
(Of misschien van Marco. Die laat ze vaker slingeren.)
Marco tikte met zijn vleugel tegen mijn hoofd.
“Snap je het nu?” zei hij.
“Een wereld herstel je niet met geweld of wetten.
Maar met herinnering.
En regenbogen.
En sokken op de juiste plek.”
Toen vloog hij weg.
Eentje maar.
Want zijn andere vleugel hield nog een druif vast
als bewijs dat licht eten ook lekker is.
