Zoals Marco het me vertelde, op een avond dat hij druiven at alsof het sterren waren.
Marco zegt dat het water in sommige werelden niet alleen stroomt,
maar ook luistert.
“Water heeft oren,” fluisterde hij. “En een humeur.
Net als jij als je te weinig hebt gegeten.”
Hij keek me daarbij veelbetekenend aan
en nam nog een druif.
In een van die werelden leefde een vreemd beest.
Niet helemaal een rat, niet helemaal een bever,
maar iets ertussenin.
Met een platte staart, natte snorharen
en een blik alsof hij net ontwaakt was uit een foute droom.
De bewoners noemden hem de Watereter.
Niet omdat hij water dronk,
maar omdat overal waar hij kwam,
het water een beetje… verdween.
Niet dat het opdroogde.
Het werd simpelweg stiller.
Zwaarder.
Alsof het zich inhield.
“Water moet stromen,” zei Marco.
“Water dat zich inhoudt, vergeet wie het is.”
Niemand wist waarom dat beest zo’n effect had.
Tot een groep kinderen ontdekte
dat het dier iets at wat niet voor hem bedoeld was:
dingen die ooit ogen hadden gehad.
Elk hapje trok zijn trilling omlaag.
En elke lage trilling drukte weer op het water.
Alsof hij zijn zwaarte achterliet in elke rivier.
“Dieren die dieren eten, worden dragers van andermans angst,”
zei Marco terwijl hij met zijn vleugel iets wegveegde
dat er niet was.
“En water vangt angst sneller op dan licht.”
De kinderen lieten het beest daarom
paardenbloemen eten.
Dagenlang.
Paardenbloemen van de oever,
waar het water nog wel wist hoe het moest zingen.
En iets vreemds gebeurde.
Hoe meer bloemen hij at,
hoe lichter hij werd.
Zijn ogen gingen open,
niet in breedte, maar in diepte.
Zijn staart begon ritmisch te tikken
alsof hij zich herinnerde dat hij ooit
een bruggetje was tussen land en stroom.
Toen hij genoeg geel had gegeten
leek zijn hele lijf te gloeien van binnenuit.
Alsof de zon even in hem woonde.
En het water?
Dat begon te lachen.
Echt waar —
je kon het horen.
Een zachte rimpel hier,
een klater daar,
alsof iemand een oud deuntje inzette
dat iedereen kende
maar vergeten was.
De Watereter zwom de rivier in
en liet zich meevoeren.
Zijn aanwezigheid maakte het water weer speels,
en de rivier vond haar stem terug.
Marco keek me aan
met die typische sneeuwuil-blik
die zegt dat hij méér weet dan hij vertelt.
“Zie je,” zei hij,
“hoe simpel het is?
Alles wat vastloopt,
wil gewoon herinnerd worden aan licht voedsel
en lichte gedachten.”
Hij tikte met zijn snavel tegen mijn hand.
“En onthoud dit:
een wereld wordt niet hersteld door strijd,
maar door wat je durft te eten.
Of juist niet.”
Daarna vloog hij weg,
met een laatste druif in zijn bek,
alsof het een trofee was.
